Voor een zwangere werknemer moet het werk zodanig worden georganiseerd dat het werk geen gevaren met zich meebrengt voor de veiligheid en gezondheid van de zwangere werknemer of haar (ongeboren) kind. De werkgever is verplicht om de gezondheid van moeder en kind tijdens de zwangerschap en tijdens de lactatie (periode van borstvoeding) zo goed mogelijk te beschermen. Uitgangspunt hierbij is dat de werknemer tijdens de zwangerschap en periode van borstvoeding zo veel mogelijk het eigen werk kan blijven doen, in de eigen functie en op de eigen werkplek.

De werkgever moet binnen 2 weken na de zwangerschapsmelding de zwangere werknemer voorlichten over de risico’s van haar werk voor haarzelf en haar (ongeboren) kind.

In overleg worden afspraken gemaakt om deze risico’s te voorkomen. Daarbij worden de volgende normen gehanteerd:

De zwangere werknemer wordt in haar arbeid niet blootgesteld aan: geluidsniveaus boven de 80 dB(A) en piekgeluiden boven de 112 Pa.
De zwangere werknemer wordt in haar arbeid niet blootgesteld aan: lichaamstrillingen of schokken met een versnelling van meer dan 0,25 m/s².