Opzet Onderdeel Magazijn en en intern transport

Binnen de textiel- en tapijtindustrie vormen de volgende onderwerpen het belangrijkste risico op het gebied van magazijnen en intern transport:

1. Intern transport;
2. Verkeerswegen;
3. Laden en lossen (dock-shelters);
4. Uitlaatgassen;
5. Stellingen.

Een deel van de teksten in dit onderdeel van de arbocatalogus is ontleend aan www.gezondtransport.nl. Uiteraard zijn deze teksten zo veel mogelijk aangepast aan de praktijksituatie binnen de tapijt- en textielindustrie

Onder “Risico’s Magazijnen en intern transport” vindt u informatie omtrent het arbeidsrisico, de wetgeving en de inventarisatiemethodieken die horen bij dit prioritaire risico.

Magazijnen en intern transport

Ongevallen en schades binnen magazijnen komen helaas nog veel voor. Zo ontvangt de Inspectie SZW jaarlijks ongeveer 200 meldingen van ernstige ongevallen met mobiele transportmiddelen.

Een tweede voorbeeld: Een (aanrijd)beschadiging aan stellingen kan leiden tot een vermindering van het maximale draagvermogen van zo’n 60%. Hierdoor wordt het risico op ongevallen, lichamelijk letsel en materiële schade door omvallen van stellingen of getroffen worden door vallende voorwerpen uit de stelling aanzienlijk verhoogd.

Een deel van de teksten in de arbocatalogus is ontleend aan Sectorinstituut Transport en Logistiek.

In deze arbocatalogus komen de volgende onderwerpen/risico’s aan bod:

Intern Transport

In dit onderdeel wordt ingegaan op de risico’s bij heftruckgebruik, de inrichting van acculaadstations en het transport van rollen.

Heftrucks
In bijna elk bedrijf wordt gebruik gemaakt van mobiele arbeidsmiddelen voor het verplaatsen van goederen. Dit betreft vaak heftrucks met een verbrandingsmotor of met elektrische aandrijving.
Onder heftrucks worden in dit verband verstaan: alle motorisch aangedreven arbeidsmiddelen voor het heffen van lasten, zoals: vorkheftrucks, reachtrucks, stapelaars, motorpallettrucks, palletwagens, orderverzamelaars (-pickers) etc.

Jaarlijks komen in Nederland 5 tot 8 werknemers om door ongevallen met heftrucks. De technische mogelijkheden om deze risico’s te beheersen zijn beperkt. Organisatorische maatregelen hebben vaak meer effect.
Het risico bij intern transport ligt vooral bij de onvoorziene bewegingen die gemaakt worden door de transportmiddelen zelf, de last die ze vervoeren of de mensen die in de directe omgeving werken. Tegenover het gewicht van voertuigen en materialen, die vaak honderden kilo’s wegen, ben je als mens kwetsbaar. Een kantelende heftruck kan fataal zijn voor de bestuurder als hij onder het voertuig terechtkomt. Naast deze veiligheidsrisico’s staat de heftruckchauffeur bloot aan lichaamstrillingen. Te hoge trillingsniveaus kunnen rugklachten veroorzaken. Voor meer informatie wordt verwezen naar het onderdeel geluid en trillingen in deze arbocatalogus.

De (on)veiligheid bij het werken met heftrucks is in belangrijke mate afhankelijk van (het al dan niet oordeelkundig handelen van) de bestuurder. Goed opgeleide bestuurders zijn aantoonbaar minder vaak bij ongevallen betrokken. Uit de praktijk is bekend dat bedrijven die overgingen op het (laten) opleiden van heftruckbestuurders, daarna aanzienlijk minder schade en aanrijdingen hadden ten gevolge van incidenten met heftrucks.

Acculaadstations
Bij het werken met elektrisch aangedreven heftrucks is het noodzakelijk om batterijen en wisselbatterijen regelmatig op te laden. Het gebruik van acculaadstations is niet zonder gevaren.

Bij het laden van accu’s komt waterstofgas vrij. Indien waterstof in aanraking komt met zuurstof kan het uiterst ontploffingsgevoelige knalgas ontstaan. Slechts een kleine concentratie waterstof (4 volumeprocenten) kan, in combinatie met een ontstekingsenergie van slechts 0,019 Joule (een lasvonk, elektrische installaties of hete oppervlakten), al catastrofale gevolgen hebben.
Wanneer de concentratie waterstof lager is dan ca. 10% van de LEL waarde (Lowest Explosion Level = Laagste Explosie Grens) – dit betekent dat minder dan 0,4% waterstofgas in de lucht aanwezig is – vormen aanwezige ontstekingsbronnen geen risico op explosiegevaar.

De inrichting van de acculaadruimte stelt daarom hoge eisen ter voorkoming van brand- of explosiegevaar of letsel van medewerkers bij het vullen van accu’s.
Bij het openen van een accu, bijvoorbeeld bij het vullen of wegen kan er huid- of oogletsel ontstaan door het accuzuur.

Transport van rollen
Binnen de textiel- en tapijtsector worden frequent rollen getransporteerd. Dit brengt de volgende specifieke risico’s met zich mee:

  • Rollen kunnen ongewenst in beweging komen;
  • Rollen kunnen van het transportmiddel vallen;
  • Door het transport van rollen zijn er veel verkeersbewegingen in het bedrijf;
    • Gevaar van aanrijding door heftruck met doorn;
    • Bij handmatig tillen of manoeuvreren van rollen treedt fysieke belasting op. Meer informatie over fysieke belasting vindt u in deze arbocatalogus bij het risico ‘Fysieke belasting’.

Verkeerswegen

Als over verbindingswegen geregeld verkeer met voertuigen of transportwerktuigen plaatsvindt, wordt gesproken over transportroutes. Het is dan van belang om de nodige verkeersregels vast te stellen in de vorm van bijvoorbeeld een verkeersplan of bedrijfsverkeerreglement. Een goed verkeersplan omvat in elk geval regels voor de scheiding van functies, regels voor de rijrichtingen, voorrangsregels en regels voor de rijgebieden en de rijsnelheden. De volgende functies moeten verkeerskundig onderscheiden worden:

1. Lopen;
2. Rijden;
3. Opslag;
4. Parkeren.

Met name het scheiden van gemotoriseerd verkeer en voetgangers is van groot belang voor veilig intern transport. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van fysieke afscheidingen of belijning.

Kijk op de website van het Sectorinstituut Transport & Logistiek voor achtergrondinformatie over verkeerswegen.

Laden en Lossen (dock-shelters)

Bij een onjuiste inrichting van laad- en losplaatsen bestaat vooral risico op knel- en valgevaar. Denk hierbij aan de volgende situaties:

  • Het wegrijden van de vrachtwagen tijdens het laden, waardoor de medewerker bekneld raakt tussen het dock en de vrachtwagen;
  • Bekneld raken tussen het laadplateau en het dock, bijvoorbeeld door het niet goed opliggen van de klep;
  • Het naar beneden vallen van roldeuren, waardoor beknelling optreedt;
    • Het kiepen van de heftruck;
    • Vallen in de laadkuil;
    • Ruimtegebrek op de losplaats, waardoor onveilige situaties of onnodige fysieke belasting voorkomen.

Kijk op de website van het Sectorinstituut Transport & Logistiek voor achtergrondinformatie over laden en lossen.

Uitlaatgassen en dieselmotoremissie (DME)

Dieselmotoremissies (de uitstoot van dieselmotoren), ofwel DME, bevatten kankerverwekkende stoffen waaronder roet en polycyclisch aromatische koolwaterstoffen (PAK’s). Om die reden staat DME in de lijst van kankerverwekkende stoffen en processen. Overigens is er ook bij toepassing van ‘nieuwe’ vormen van dieselbrandstoffen, zoals GTL-diesel (‘Gas-to-Liquid’) of biodiesel, nog sprake van blootstelling aan DME. Blootstelling aan DME kan plaatsvinden bij gebruik van met dieselmotor aangedreven voertuigen en arbeidsmiddelen zoals vrachtwagens, vorkheftrucks, pompen, generatoren en compressoren.

In juli 2020 is in Nederland een publieke grenswaarde vastgesteld voor DME op 10 μg/m3 (uitgedrukt in respirabel elementair koolstof). In 2024 wordt bekeken of verdere verlaging van de grenswaarde mogelijk is.

Verder zijn voor dieselrook de verplichtingen van toepassing voor CMR-stoffen (link). In de oplossingen (link) is de aanpak van DME voor bedrijven beschreven. Voor jeugdige en voor zwangere en zogende medewerkers moet het werk zo georganiseerd worden dat zij niet of uiterst minimaal worden blootgesteld aan DME.

Voor meer informatie zie de digitale brochure uit 2020 van Inspectie SZW: ‘BasisInspectieModule Blootstelling aan dieselmotoremissies (DME)

 

Kijk op de website van het Sectorinstituut Transport & Logistiek voor achtergrondinformatie over uitlaatgassen.

Stellingen

Wanneer (magazijn)stellingen onjuist gemonteerd zijn of niet in goede staat verkeren, bestaat er kans op ongevallen, lichamelijk letsel en materiële schade. De volgende belangrijke oorzaken voor ongevallen zijn te benoemen:

  • Slechte constructie, montage of verankering van stellingen;
  • Overbelasting (meer gewicht in de stelling dan het laadvermogen);
  • Slechte staat van onderhoud en keuring (roestvorming, doorgebogen staanders of aanrijdschade);
  • Onvoldoende / onjuiste maatregelen ter voorkoming van vallende voorwerpen uit stellingen;
  • Onvoldoende maatregelen ter bescherming van stellingen bij aanrijdgevaar (aanrijdbeschermers, voldoende brede paden, vlakke vloeren, goede verlichting).

De risico’s worden nog vaak onderschat.

  • Wanneer bijvoorbeeld ook voetgangers door stellingspaden lopen, terwijl aan de andere kant net een pallet hoog in een stelling geplaatst wordt, bestaat er, zonder een goede afscherming, een reële kans, dat er iets naar beneden valt.
  • Na verloop van tijd kunnen verankeringen en bevestigingen los raken of meer speling krijgen. Dit heeft grote impact op zowel de belasting als stabiliteit van de stellingen.
  • Het maximale laadvermogen van stellingen is vrijwel uitsluitend bepaald op basis van verticale krachten. Horizontale krachten, zoals bij een aanrijdschade, zijn niet direct meegenomen in de berekeningen voor het maximale laadvermogen. Toch hebben deze krachten een enorme impact op de stabiliteit en het draagvermogen van de stelling. Zo blijkt uit keuringen en inspectierapporten dat aanrijdschade tot 60% minder draagvermogen kan leiden!

Magazijnen en intern transport

De normen en richtlijnen die van toepassing zijn op magazijnen en intern transport zijn gebaseerd op hoofdstuk 7 van het Arbobesluit. Veel van deze wetgeving is uitgewerkt in normen en criteria, die breed geaccepteerd zijn. Dit onderdeel beschrijft de laatste stand van techniek voor de relevante onderwerpen. Als hieraan wordt voldaan, wordt daarmee voldaan aan de normen uit het Arbobesluit.

In dit onderdeel is informatie opgenomen over de normeringen voor onderstaande onderwerpen:

1. a - Heftrucks - Constructie en lasteraanduiding

In hoofdstuk 7 van het Arbobesluit zijn eisen opgenomen voor de constructie en lastaanduiding van mobiele arbeidsmiddelen, zoals heftrucks, reachtrucks en stapelaars. De belangrijkste eisen voor heftrucks zijn:

  • Elke vorkheftruck moet voorzien zijn van chauffeursbeveiliging:
    • veiligheidsgordel of veiligheidsbeugel;
    • een veiligheidskooi;
    • zo nodig een gesloten cabine.
    • Op een heftruck moeten een typeplaat en lastdiagram aanwezig zijn op een plaats waar ze voor de heftruckchauffeur duidelijk zichtbaar en afleesbaar zijn. Het diagram moet precies vermelden hoe groot de hefcapaciteit van de heftruck is en hoeveel de exacte hefhoogte bedraagt. Ook moeten er diverse lastzwaartepunten vermeld worden. Standaard zijn dat de waardes die horen bij 500, 600 en vaak ook 800 mm uit de hiel van de vork. Deze afstanden horen bij een palletdiepte van respectievelijk 1.000, 1.200 en 1.600 mm. De lastaanduiding is belangrijk omdat het kantelen van een heftruck door een te zware last het grootste gevaar is.
    • Een elektrische heftruck met een vaste zit- of staanplaats (ook in het geval van een opklapbaar zitplatform) moet voorzien zijn van een stroomonderbreker, die automatisch in werking treedt en de rijaandrijving blokkeert bij het verlaten van de heftruck.
    • Het kantelgevaar wordt voldoende ingedamd, met name bij hoogteverschillen, hellende vloeren en obstakels.
    • Als op de openbare weg wordt gereden, moet voldaan worden aan de eisen uit de Wegenverkeerswet (bijvoorbeeld voorzien van verlichting, remlicht, knipperlicht en claxon).

1.b - Heftrucks - Opleiding

Heftruckchauffeurs moeten gezien de potentiële gevaren minimaal 16 jaar zijn. Ook jeugdigen van 16 of 17 jaar mogen dus een heftruck besturen, mits zij voldoende zijn geïnstrueerd en onder deskundig toezicht staan. Volgens hoofdstuk 7 van het Arbobesluit mogen heftrucks alleen worden bediend door werknemers die daarvoor over een specifieke deskundigheid beschikken. Zij moeten vertrouwd zijn met de bediening van de heftruck en de werkzaamheden en bekend zijn met de bedrijfsreglementen (zoals het verkeersreglement). De werkgever moet toezicht houden op de gemaakte afspraken. Hoe de specifieke deskundigheid die nodig is wordt ingevuld, wordt overgelaten aan de werkgever.

Daarover zijn door de sociale partners in de branche de volgende afspraken gemaakt:

  • Medewerkers mogen alleen met een voertuig als een heftruck, reachtruck, elektrische pomp- of palletwagen, stapelaar, e.d. rijden, als zij een gedegen opleiding hebben gevolgd.

Sociale partners zijn van oordeel dat deze praktijkopleiding gericht moet zijn op rijvaardigheid en lastbehandeling, verkeersregels, controle en onderhoud. Daarbij ligt steeds de nadruk op veiligheid.

Voor heftrucks en reachtrucks (en andere hefvoertuigen waar de chauffeur/bediener tijdens het transport op zit of staat) geldt:

  • Medewerkers voor wie het rijden met deze voertuigen een vast onderdeel van het werk is, volgen een meerdaagse externe opleiding die zij met een certificaat moeten afsluiten, of zij volgen een interne opleiding met een aantoonbaar vergelijkbare kwaliteit .
  • Medewerkers die incidenteel op zo’n voertuig rijden, mogen dat alleen als zij na een externe opleiding van minimaal één dag daar een certificaat voor hebben behaald, of als zij een interne opleiding hebben gevolgd met een aantoonbaar vergelijkbare kwaliteit .

In het bedrijf is bij alle hefvoertuigen vastgelegd hoe vaak er een opleiding en een herhalingstraining wordt verzorgd. Bovendien wordt door het bedrijf het rijgedrag en de rijvaardigheid van de chauffeurs regelmatig beoordeeld.

Bij hoge snelheden is de kans op ongevallen aanzienlijk groter. Het is daarom verplicht om de snelheid van transportvoertuigen door middel van een snelheidsbegrenzer te begrenzen om de kans op aanrijdingen te verkleinen. In overleg met de ondernemingraad, personeelsvertegenwoordiging of belanghebbende medewerkers worden passende maximumsnelheden vastgesteld.”

1.c - Heftrucks - Rijden en parkeren

Om veilig te rijden moeten bestuurders van heftrucks altijd:

  • Rijden met een verantwoorde snelheid, zeker in bochten en in situaties waar voetgangers gevaar kunnen lopen;
  • Rijden met vergrendelde vorken;
  • Rijden met een stabiele, goed gepositioneerde en niet te zware last;
  • Rijden met laaggeheven last of vorken, behalve bij het oppakken of neerzetten van de last;
  • Achteruitrijden als de vorm of de omvang van de last het uitzicht naar voren belemmert;
  • Achteruitrijden in onoverzichtelijke situaties;
  • Een geluidsignaal geven bij het naderen van onoverzichtelijke situaties;
  • Met belading vooruit tegen een helling oprijden en achteruit van een helling afrijden;
  • Voorkomen dat op een helling moet worden gekeerd;
  • Voldoende afstand van andere transportmiddelen bewaren;
  • Gebruikmaken van de aanwezige veiligheidsvoorzieningen, zoals een veiligheidsriem;
  • Veiligheidsschoenen dragen;
  • Geen ander laten meerijden, zonder een daartoe specifiek ingerichte zitplaats;
  • Het voertuig pas verlaten nadat is voorkomen dat het onverhoeds in beweging kan komen.

Het meerijden van werknemers op gemotoriseerde transportmiddelen is slechts toegestaan op speciaal daartoe ingerichte, veilige zit- of staanplaatsen. Wanneer door de meerijdende werknemer werkzaamheden worden uitgevoerd, moet de snelheid zo nodig worden aangepast.

Bij het parkeren (onbeheerd achterlaten) van heftrucks moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

  • Op een veilige plaats buiten de directe transportroutes, waarbij vluchtwegen en nooduitgangen vrij blijven;
  • Op een vlakke plaats (dus niet op een helling);
  • In de juiste rijrichting parkeren;
  • Met omhooggeklapte trekboom of dissel, indien van toepassing;
  • Met neergelaten vorken of klemmen, zonder last, en enigszins vooroverhellende mast;
  • Contactsleutels zijn verwijderd en meegenomen;
  • Parkeerrem is aangezet en / of wielblokken zijn geplaatst;
  • LPG-afsluiter is, indien van toepassing, afgesloten.

1.d - Heftrucks - Keuring en onderhoud

  • Hoofdstuk 7 van het Arbobesluit schrijft voor dat heftrucks en andere mobiele arbeidsmiddelen periodiek gekeurd moeten worden.
  • Deze keuring moet minimaal jaarlijks worden uitgevoerd. Waar nodig (frequent gebruik, extreme condities) moet de frequentie verhoogd worden naar 1 keer per halfjaar of per kwartaal. Bij eventuele uitzonderlijke situaties (zoals brand of ongeval), of als de heftruck lange tijd niet is gebruikt, moet een (her)keuring worden uitgevoerd vóórdat hij weer in gebruik wordt genomen.
  • De keuring moet worden uitgevoerd door een deskundige persoon of instelling. Dit kan een onafhankelijke keuringsinstantie zijn, een onderhoudsdienst van een leverancier, maar ook de technische dienst van het bedrijf zelf. Voorwaarde is dat de betrokken persoon of instelling voldoende gekwalificeerd is. Van de uitgevoerde keuringen moeten schriftelijke bewijsstukken op de arbeidsplaats aanwezig zijn. Bij voorkeur wordt dit tevens op het betreffende transportmiddel aangeduid, bijvoorbeeld door middel van een keuringssticker voorzien van keuringsdatum.
  • Gezien het zeer specialistische karakter van de verplichte periodieke keuringen is het zeer aan te bevelen te laten uitvoeren door specialisten zoals BMWT-Keur of VeBIT. Een VeBIT- of BMWT-keurmerk biedt de zekerheid dat het arbeidsmiddel voldoet aan alle gestelde veiligheids- en inrichtingseisen.
  • Naast de periodieke keuring is vanzelfsprekend een goed onderhoud van belang. Dit betreft een dagelijkse controle op de goede staat door de bestuurder of een daartoe aangewezen persoon en daarnaast een periodiek preventief en zo nodig curatief onderhoud door een gekwalificeerde persoon of instelling.
    Voor een goed onderhoud is het verder van belang om te kunnen beschikken over duidelijke voorschriften over de delen die regelmatig moeten worden gecontroleerd of nagesteld, een smeerschema, schema’s van de elektrische, hydraulische en pneumatische installaties en over de handelingen die moeten worden verricht voor het aanbrengen en / of verwisselen van onderdelen en van hefgereedschappen, zoals hefvorken en -klemmen.

2. Acculaadstations / losse acculaders

De praktijkrichtlijn ‘Veilig werken bij het laden van tractiebatterijen’ (NPR 3299) en de ATEX-wetgeving zijn een leidraad voor het inrichten van acculaadruimten en acculaadplekken. De praktijkrichtlijn adviseert ook als het gaat om concreet te nemen maatregelen.
Om brandrisico’s te beperken moet een separate acculaadruimte worden ingericht. De inrichting van deze acculaadruimte moet doordacht gebeuren, zodat met passende instructies en persoonlijke beschermingsmiddelen op een veilige manier kan worden gewerkt.

Als er voldoende ventilatie en geen open vuur in de nabijheid is, kan het laden in een gewone werk- of magazijnruimte gebeuren. Er wordt dan niet gesproken over een acculaadstation, maar over ‘losse acculaders’. Dit kan alleen bij een beperkt aantal acculaders (richtlijn: maximaal 4) en een vermogen van minder dan 2 kW. Bij aanwezigheid van slechts één acculader, is de normale ventilatie (door kieren, deuren en ramen) meestal voldoende. Voor de ruimte waar de losse acculaders staan opgesteld geldt, net als voor acculaadstations, dat deze op een overzichtelijke manier moeten zijn ingericht, zodat deze ruimte bij calamiteiten goed toegankelijk is en de beschikbare (blus)middelen direct ingezet kunnen worden.

Acculaadstations moeten voldoen aan de volgende eisen:

  • In de zone waar het acculaadstation zich bevindt, geldt een rookverbod en is open vuur niet toegestaan. Dit wordt duidelijk aangegeven met het verbodsbord: vuur, open vlam en roken verboden. Indien een acculaadstation in een magazijn of werkplaats is ingericht, wordt aangeraden om in de hele ruimte een verbod op roken en het gebruik van open vuur in te stellen.
  • De indeling is zodanig dat het aanrijden van de accu of de laadinstallatie wordt voorkomen. Ook werknemers die werkzaamheden verrichten in de acculaadruimte mogen geen kans lopen om aangereden te worden door voertuigen. Hiervoor kan de ruimte gemarkeerd worden met bijvoorbeeld belijning.
  • Er is voldoende ventilatie om dampen en gassen (o.a. waterstofgas) die uit accu’s vrijkomen af te voeren. Aan de leverancier wordt altijd gevraagd aan te geven of de beoogde locatie voldoet wat betreft explosierisico’s. Om zelf te bepalen of de ventilatie voldoende is, kan de volgende Rekenregel worden gebruikt.
  • Voor een acculaadstation wordt in principe een RI&E m.b.t. gasontploffingsgevaar opgesteld volgens NEN-EN-IEC 60079-10 en NPR 7910. Dit is niet nodig indien:
    • De acculader voldoet aan NEN-EN-IEC 60335-2029;
    • De totale energie-inhoud van de accu’s kleiner is dan 10.000 Vah;
    • De ruimte adequaat en voldoende wordt geventileerd.
    • Er zijn voldoende brandblusmiddelen aanwezig (per 150 m2 een schuim- of koolzuursneeuwblusser).
    • De elektrische installatie is op het benodigde vermogen berekend.
    • De elektrische installatie is explosieveilig uitgevoerd.
    • Accu’s en de installatie waarmee deze geladen worden, worden jaarlijks gekeurd door een deskundig persoon of instantie.
    • De kwaliteit van de kabels wordt regelmatig gecontroleerd. Het komt regelmatig voor dat de isolatielaag van de kabels kapot gaat doordat er een heftruck overheen gereden is.
    • Alle werkzaamheden aan de acculader worden alleen uitgevoerd door speciaal daarvoor aangewezen en geïnstrueerde werknemers.
    • Accu’s die meer dan 23 kg wegen, mogen niet met de hand geplaatst worden. Een oplossing hiervoor is tillen met z’n tweeën of gebruik maken van een tilhulpmiddel.
    • Persoonlijke beschermingsmiddelen zoals een voorschort, handschoenen, gelaatsscherm of veiligheidsbril zijn aanwezig. Als de dop van de accu wordt afgehaald, worden altijd handschoenen en gelaatsbescherming gedragen. Als zuur wordt gewogen of toegevoegd, wordt ook een zuurvast schort gedragen.
    • Er zijn oogdouches of oogspoelflessen aanwezig voor het bestrijden van accuzuurspatten. Omdat de temperatuur van het water tussen 15 en 38 graden Celsius moet liggen, worden de oogdouches bij voorkeur aangesloten op een thermostaatkraan.
    • De vloer is vloeistofkerend i.v.m. morsen van accuzuur. Er zijn absorptie- en schoonmaakmiddelen aanwezig voor het opruimen van zwavelzuur.
    • Accuzuur wordt in een dubbelwandige verpakking opgeslagen of op een opvangbak geplaatst.
    • Een separate acculaadruimte wordt niet gebruikt voor andere (opslag)doeleinden.

3. Verkeerswegen

Aan transportroutes worden de volgende voorwaarden gesteld:

  • Voldoende draagkrachtig;
  • Waar mogelijk horizontaal;
  • Effen en vlak en voorzien van een stroef en slijtvast oppervlak;
  • Op hoeken en kruisingen voldoende afgerond;
  • In onoverzichtelijke hoeken voorzien van spiegels, waarschuwingsborden of strepen;
  • Voldoende breed, dat wil zeggen: in het geval van eenrichtingsverkeer minimaal 60 cm breder dan het breedst beladen voertuig, en op de route voor verkeer in beide richtingen minimaal 90 cm breder dan tweemaal het breedst beladen voertuig (bij normaal heftruckverkeer zal dat in één richting minimaal 160 cm zijn en in twee richtingen 290 cm);
  • Waar nodig moeten voor voetgangers uitwijkplaatsen of speciale voetpaden zijn aangelegd en gemarkeerd;
  • Zo nodig zijn de routes duidelijk afgebakend, bijvoorbeeld door het aanbrengen van markeringen op de vloer;
  • De routes worden altijd vrijgehouden van obstakels; bij onoverkomelijke hooggelegen obstakels, zoals pijpenbruggen, moet het obstakel zijn gemarkeerd en de doorrijhoogte met verkeersborden zijn aangegeven;
  • Wanneer heftrucks of andere transportmiddelen frequent in en uit een gebouw rijden op een plaats waar mensen verblijven, moeten voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van tocht, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een tochtsluis, luchtgordijn of tochtflappen;
  • De deuren in een rijroute vormen zo min mogelijk een belemmering bij het rijden. Bijvoorbeeld door het gebruiken van een snel automatisch openende en sluitende deur. Op het moment dat er verkeer van twee kanten kan komen of er ook voetgangers op de routes aanwezig kunnen zijn, verdient een roldeur de voorkeur boven klappende deuren;
  • Om onoverzichtelijke situaties te voorkomen zijn (automatische) deuren voorzien van transparante delen. De eis is een oppervlak van tenminste 1 m2 op een hoogte tussen 1,25 en 2 meter boven de vloer.

4.a - Laden en Lossen - Dock-shelters

Op- en afritten, dockboards en laadplatforms moeten doelmatig zijn, dus afgestemd op de afmetingen van de te verwachten ladingen. Ook moeten zij voldoende sterk zijn ten aanzien van de te verwachten belasting, voorzien zijn van een stroef en slijtvast oppervlak en ten minste over één uitgang beschikken.

Op- en afritten met verstelbare helling, de zogenoemde dockshelters of dockboards, kunnen worden gebruikt tussen bijvoorbeeld laadperrons of andere laadvloeren, en vrachtauto’s. Als deze in horizontale stand deel uitmaken van het vloeroppervlak, moeten zij, wanneer niet in gebruik, deugdelijk zijn vergrendeld en tegen onverhoeds ontgrendelen (bijvoorbeeld door het gewicht, of door trillingen en stoten van eroverheen rijdend verkeer) zijn beveiligd. Ook dockboards die geen deel uitmaken van het vloeroppervlak, maar erop aansluiten, moeten deugdelijk in de horizontale ruststand kunnen worden vergrendeld.

De instelling van de helling van deze dockboards, en ook de ontgrendeling en vergrendeling daarvan, moet op een veilige en overzichtelijke plaats kunnen gebeuren. Hiervoor mag het niet nodig zijn, dat personen zich tussen de vrachtauto’s en de laadvloer moeten begeven.

Knelgevaar voor de voeten tussen de randen van het dockboard en de randen van de laadvloer moet worden voorkomen door het aanbrengen van voldoende grote verticale platen onder de dockboardvloer en onder de laadvloer, direct aansluitend op de rand.

De oprijdklep, die de korte afstand overbrugt tussen de laadvloer en de rijvloer van het dockboard, moet minimaal 20 cm lang en voldoende breed zijn. Bij smalle dockboards moet het gevaar om te kunnen vallen afdoende worden tegengegaan. Worden losse rijplaten toegepast, dan moeten deze tijdens gebruik deugdelijk tegen verschuiven zijn geborgd. Voorkomen moet worden dat personen vallen of bekneld raken.

4.b Laden en Lossen

Bij het laden en lossen van goederen moeten de volgende voorschriften worden gevolgd:

  • Het laden en lossen van voertuigen gebeurt door de bestuurder van transportmiddelen; hij volgt hierbij de aanwijzingen op van de chauffeur van het te laden of te lossen voertuig;
  • Het is voor de bestuurder van transportmiddelen verboden om lasten te vervoeren en te heffen, die zwaarder zijn dan de op het transportmiddel aangegeven maximale werklast;
  • Voor het laden en lossen van speciale ladingen (vaten, rollen, balen e.d.) moet het daarbij behorende voorzetstuk gebruikt worden. De bestuurder dient ‘afgekeurde’ lading te melden aan de bedrijfsleiding;
    • Lading die gestapeld is op een beschadigde pallet mag niet opgepakt worden;
    • De bestuurder mag alleen lading oppakken die voldoende stabiel is, zodat er tijdens het transport geen risico aanwezig is dat de lading gaat schuiven, rollen, kantelen of vallen. Ook pallets die scheef beladen zijn mogen niet worden opgepakt. De bestuurder dient ‘afgekeurde’ lading te melden aan de bedrijfsleiding;
    • De bestuurder mag – met lading – alleen in stilstand heffen of dalen;
    • De bestuurder mag nooit personen op de vorken omhoog brengen. Hij moet er voor zorg dragen dat dit niet gebeurt; dit is de verantwoordelijkheid van de bestuurder;
    • De bestuurder ziet er op toe dat er zich geen personen onder de vorken dan wel in de directe nabijheid van het transportmiddel bevinden;
    • Lading mag alleen op de toegestane plaatsen afgezet worden. Deze afzetplaatsen moeten voldoende draagkracht bezitten. Verder is het van belang dat de lading stabiel is, zodat deze niet gaat schuiven, verrollen, kantelen of vallen;
    • Lading mag nooit voor nooduitgangen en / of op vluchtwegen geplaatst worden. Ook brandblusmiddelen moeten altijd bereikbaar zijn. Verder mag lading het zicht op kruisingen en dergelijke niet belemmeren;
    • Bij het plaatsen van goederen in stellingen moeten de voorgeschreven vrije afstanden aan weerszijde in acht genomen worden. Verder moet de lading qua diepte volgens voorschrift geplaatst worden;
    • Beschadigingen aan stellingen door aanrijdingen dienen direct door de bestuurder gemeld te worden aan de bedrijfsleiding.

5. Uitlaatgassen

Dieselmotoremissies (de uitstoot van dieselmotoren), ofwel DME, staan op de lijst van kankerverwekkende stoffen en processen. Volgens het Arbobesluit is de werkgever verplicht zijn werknemers tegen blootstelling aan kankerverwekkende stoffen te beschermen. Hij dient dus, voor zover dit technisch uitvoerbaar is, maatregelen te treffen om de blootstelling te voorkomen. Het probleem aanpakken bij de bron dus. Denk hierbij aan het vervangen van dieselheftrucks door elektrisch aangedreven heftrucks. Voor heftrucks met een laadvermogen van 4 ton of minder is een dieseluitvoering verboden. Dit betekent dat de beste beschikbare technieken ingezet moeten worden.
De werkgever moet het personeel ook beschermen tegen blootstelling aan DME afkomstig van voertuigen van derden, bijvoorbeeld door vrachtwagens van transporteurs die regelmatig het bedrijf binnenrijden.

6.a Magazijninstellingen - Constructie-eisen

Het monteren van magazijnstellingen vereist specifieke deskundigheden. Het verdient aanbeveling om de montagewerkzaamheden te laten uitvoeren onder regie van de stellingleverancier. Het is van belang om aantoonbaar te maken dat de stelling volgens de geldende normen is opgebouwd, bijvoorbeeld door dit van de stellingbouwer te verlangen en schriftelijk te laten vastleggen. Gedetailleerde informatie is opgenomen in de normen NEN 5052 en NEN 5053 en de Europese normen NEN-EN 15620, NEN-EN 15629 en NEN-EN 15635.

De belangrijkste basiseisen zijn hier kort weergegeven:

  • Stellingen moeten voorzien zijn van een CE markering. Bij het configureren van meerdere stellingen aan elkaar of het verankeren, anders dan in de gebruikersvoorschriften staat, geldt een verplichte herkeuring;
  • Na montage geldt veelal een ingebruikname keurplicht;
  • Stellingen moeten op een goede wijze tegen omvallen zijn verankerd. Dit geldt vooral als het gaat om inrijdstellingen en om stellingen die hoger zijn dan 2 meter en een hoogte- / diepteverhouding hebben van meer dan 4:1;
  • Als stellingen met de ruggen aan elkaar gekoppeld zijn moet gecontroleerd worden of de koppelstukken (minimaal 2 stuks) aanwezig zijn;
  • Als liggers en draagarmen via inhaakverbindingen gekoppeld worden, dan moet hier een borging aanwezig zijn. Als de borgingen ontbreken, bestaat het gevaar dat bij het in- of uitslaan van de last de ligger uit de staander getild wordt. Deze borgingen moeten regelmatig gecontroleerd worden op aanwezigheid en goede staat;
  • Er moeten adequate maatregelen worden getroffen en beveiligingen worden aangebracht ter voorkoming van persoonlijk letsel door vallende goederen. Denk aan: schopranden, leuning- of hekwerk, gaasachterwanden, aparte voetgangerpaden, etc.;
  • Er moet afdoende aanrijdbescherming aanwezig zijn. Stellingstaanders moeten zodanig tegen aanrijdingen worden beschermd dat deze over een hoogte van ten minste 400 mm niet door een heftruck kunnen worden geraakt. Om praktische redenen dienen zij tevens op eenvoudige wijze vervangen te kunnen worden.

6.b - Magazijninstellingen - Keuring en onderhoud

Magazijnstellingen vallen onder het keuringsregime zoals dat is vastgelegd in het Arbobesluit, hoofdstuk 7. Dit betekent dat magazijnstellingen periodiek gekeurd moeten worden. Deze keuring dient te worden uitgevoerd door een deskundige persoon of instelling. De frequentie van deze keuring kan het beste in overleg met de keuringsinstantie bepaald worden. Veelal is 1 maal per jaar een veilige ondergrens.

Naast de keuringen is het van belang dat er periodieke inspecties worden uitgevoerd. Hierbij worden 2 niveaus onderscheiden:

1. Dagelijkse waarnemingen door de heftruckbestuurders en orderverzamelaars. Schade aan stellingmateriaal die zij door een handelingsfout zelf hebben veroorzaakt of door derden, moet direct worden gemeld. Het is zinvol hier een meldingsprocedure voor op te stellen, waarin is vastgelegd wanneer en bij wie melding gemaakt moet worden. Deze procedure moet ertoe bijdragen dat de noodzakelijke maatregelen direct kunnen worden genomen en dat de kans op werken met plaatselijk onveilige stellingen zo klein mogelijk zal zijn.

2. Wekelijkse tot maandelijkse inspecties door een deskundige medewerker. De frequentie is afhankelijk van de regelmaat en mate waarin reparaties en / of corrigerende maatregelen moeten worden getroffen.

Magazijnen en intern transport

Inspectie SZW heeft een digitaal zelfinspectie-instrument opgesteld, waarmee een invuller in vier stappen kan nagaan of het bedrijf voldoet aan de wettelijke verplichtingen rondom intern transport en opslag. Na het invullen volgen automatisch enkele aanbevelingen voor verbetermaatregelen die op uw situatie zijn toegesneden.
Klik hier voor de zelfinspectie Transport en Logistiek.

Voor de volgende specifieke onderwerpen zijn instrumenten opgenomen voor de inventarisatie:

  • Beoordeling heftrucks;
  • Inspectie van stellingen.

Beoordeling heftrucks

Voor de beoordeling van heftrucks en de werkwijze met heftrucks zijn de volgende checklists beschikbaar:

Inspectie van stellingen

In de dagelijkse praktijk moet nu eenmaal worden vastgesteld dat in magazijnen schades regelmatig voorkomen en ook nauwelijks te voorkomen zijn. Vaak blijkt echter ook dat de gevolgen van niet ernstig lijkende beschadigingen dan worden onderschat. Regelmatige inspecties zijn daarom noodzakelijk. Voor deze periodieke inspecties kan gebruik worden gemaakt van inspectielijsten. Informeer bij de leverancier naar geschikte inspectielijsten, die specifiek gericht zijn op het stellingtype in uw bedrijf. Indien de leverancier geen geschikte inspectielijsten heeft, informeer dan bij een erkende keuringsinstantie naar geschikte inspectielijsten.

Wat houdt een inspectie in grote lijnen in?

  • Het vaststellen of de gebruiker geen wijzigingen heeft aangebracht in de oorspronkelijke stellingconfiguratie;
  • Een visuele controle op vervorming van staanders, liggers, legborden, draagarmen en dergelijke, alsmede controle op over- en / of ongelijkmatige belasting;
  • Het vaststellen en beoordelen van schades, die de oorspronkelijke veiligheid kunnen aantasten;
  • De conditie van de verankering.

Daarnaast vindt een algemene controle plaats op bijkomende zaken die van invloed kunnen zijn op veilige arbeidsomstandigheden zoals:

  • De conditie van de gebruikte pallets of opslagmiddelen;
  • De wijze van opslag (vrije hoogten);
  • De uitvoering van de veiligheidsvoorschriften, welke in magazijnen van toepassing zijn;
  • De manier van stellinggebruik in relatie tot heftrucks. Zie hiervoor de richtlijn RVHM 1995, voor het veilig werken met heftrucks in / bij magazijnstellingen. Deze richtlijn is, tegen betaling, te bestellen via DMH.

Magazijnen en intern transport

Een inleiding over de niveaus van mogelijke oplossingen, te weten Voorkomen, Beperken en Beschermen, vindt u door hier te klikken.

In onderstaand schema zijn alle oplossingen kort weergegeven per onderwerp. Klik bij de met een * gemarkeerde onderwerpen op het woord voor een uitgebreidere toelichting.

Voorkomen

Heftruck veiligheid /geen personen

Geen personen mee laten rijden met heftruck.
Lees meer.

Heftruck Trillingen /egaliseren

Egaliseren ondergrond.
Lees meer

Verkeerswegen / verkeersregels

Verkeersregels.
Lees meer.

Verkeerswegen /loop- en verkeersroutes

Scheiding loop- en verkeersroutes en werkplekken.
Lees meer.

Laden en lossen / Dockshelters

Veilige inrichting dockshelters.
Lees meer.

Laden en lossen / Laaddock

Blokkeringssysteem laaddock.
Lees meer.

Laden en lossen / Laadkuil

Laadkuil t.b.v. laden en lossen vrachtwagens.
Lees meer.

Uitlaatgassen / Vervanging dieselheftruck

Vervangen of weren dieselheftruck.
Lees meer.

Magazijninstellingen / Robotgestuurd

Robotgestuurd magazijn.
Lees meer.

Magazijninstellingen / Halfautomatisch rollengordijn

Halfautomatisch rollenmagazijn.
Lees meer.

Magazijninstellingen / aanrijdbeschermers

Aanrijdbeschermers.
Lees meer.

Magazijninstellingen / vangrail

Vangrail.
Lees meer.

Magazijninstellingen / positioneren pallets

Zorgvuldig positioneren van pallets.
Lees meer.

Magazijninstellingen

Juiste constructie, montage en verankering. 

Magazijninstellingen

Stellingen niet zwaarder belasten dan toegestane belasting

Beperken

Heftrucktrillingen / trillingsbelasting

Beperken trillingsbelasting.
Lees meer.

Acculaatstations / ventilatie

Zorg voor voldoende ventilatie

Acculaatstations / gasdetector

Gasdetector.
Lees meer

Verkeerswegen / Bolspiegels

Bolspiegels.
Lees meer.

Verkeerswegen / Luchtgordijn

Luchtgordijn.
Lees meer.

Uitlaatgassen / Roet-& Opsteekfilter

Roetfilter / Opsteekfilter.
Lees meer.

Vervanging dieselaangedreven pompen, generatoren en compressoren.

Vervangen of weren dieselheftruck.
Lees meer.

Verminderde blootstelling bij laden en lossen

Afspraken laden en lossen.
Lees meer.

Uitlaatgassen / werkruimten

Inrichting werkruimten en organisatie van het werk.
Lees meer.

Magazijninstellingen / gaaswand

Gaaswand.
Lees meer.

Magazijninstellingen / Palletaanslag of -stop

Palletaanslag of -stop.
Lees meer.

Beschermen

Heftruck veiligheid /veiligheidsschoenen

Veiligheidsschoenen.
Lees meer.

Heftruck veiligheid / gordel- of beschermbeugels

Gordel of beschermbeugels.
Lees meer.

Acculaatstations / gelaatsbescherming

Gelaatsscherm.

Acculaatstations / beschermende handschoenen

Accuzuurbestendige handschoenen.

Magazijninstellingen / Veiligheidschoenen

Veiligheidsschoenen