In het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie worden de lawaainiveaus waaraan de werknemers zijn blootgesteld, beoordeeld en indien nodig gemeten. Hierna wordt bepaald waar en in welke mate werknemers aan lawaai boven de actiewaarden (vanaf 80 dB(A)) of grenswaarde van 87 dB(A) worden blootgesteld.

Hoe kan ik vaststellen dat lawaai schadelijk is?
Om een indruk te krijgen wat het geluidsniveau op de werkplek is, kan de vuistregel worden toegepast die stelt dat het nodig is om bij geluidsniveaus vanaf 80 dB(A) met stemverheffing te praten om op 1 meter afstand verstaanbaar te zijn.

Het is echter belangrijk stil te staan bij het feit dat werknemers vaak door meer dan één bron worden blootgesteld aan geluid. Als er twee machines met eenzelfde geluidsniveau zijn, moet bij het oorspronkelijke geluidsniveau 3 dB(A) opgeteld worden. Dat betekent echter wel een verdubbeling van het geluidsniveau. Dus wanneer iemand 8 uur tussen twee machines staat te werken die beiden 79 dB(A) produceren, dan staat diegene in totaal bloot aan 82 dB(A) wat hoger is dan de actiewaarde van 80 dB(A). De consequentie is dat er geluidsmetingen moeten worden uitgevoerd.

De Arbowet geeft aan dat werkzaamheden met een geluidsniveau van 80 dB(A) of meer schadelijk zijn voor het gehoor en dus moeten worden voorkomen. Iedere werkgever is dan ook verplicht een actuele en schriftelijk vastgelegde beoordeling te hebben van de geluidsblootstelling van de medewerkers wanneer deze werkzaamheden voorkomen.

De beoordeling van het lawaai dient te worden uitgevoerd conform NEN 3418: ‘Ergonomie; Het beoordelen van geluid op de arbeidsplaats’;. De NEN normen zijn te bestellen bij het Nederlandse Normalisatie Instituut via www.nen.nl/.

Deze norm beschrijft de methode voor het beoordelen van geluid op de arbeidsplaats en richt zich op de geluidsbelasting van het menselijk oor tijdens het uitvoeren van het werk. De geluidsbelasting van alle werkzaamheden van een werknemer gedurende een dag wordt in kaart gebracht. Tevens wordt nagegaan wat de demping is van gehoorbeschermingsmiddelen indien deze worden gedragen. Op grond van deze afzonderlijke metingen en de demping van de gehoorbeschermingsmiddelen wordt de dagdosis bepaald en hiermee de kans op gehoorschade.

De beoordeling en / of meting dient in ieder geval opnieuw uitgevoerd te worden indien de omstandigheden ingrijpend zijn gewijzigd, er redenen zijn om aan te nemen dat de uitgevoerde beoordeling of meting onjuist is of wanneer de resultaten van het audiometrisch onderzoek hiertoe aanleiding geven.