Het onderdeel biologische agentia bestaat uit 4 delen:

1. Arbeidsrisico’s;
2. Wet- en regelgeving;
3. Inventarisatie;
4. De mogelijke oplossingen.

Binnen de textiel- en tapijtindustrie vormen de volgende onderwerpen het belangrijkste risico op het gebied van biologische agentia:

• Stof en vezels;
• Legionella;
• Biologische agentia (met name bacteriën) in oppervlaktewater.

Onder Risico’s Biologische agentia vindt u informatie omtrent het arbeidsrisico, de wetgeving en de inventarisatiemethodieken die horen bij dit prioritaire risico.

Biologische Agentia

Allereerst wordt ingegaan op de categorie-indeling en de risicogroepen bij biologische agentia. Hierna volgt meer uitleg over biologische agentia.

Categorie-indeling

Biologische agentia worden ingedeeld in 4 categorieën, waarbij categorie 1 het minst risicovol is en categorie 4 het meest risicovol. Deze indeling heeft vooral betrekking op het infectierisico en niet op de risico’s door bijv. endotoxinen of exotoxinen. Meer dan 90% van de biologische agentia (waaronder bijvoorbeeld ook legionella) valt in categorie 2. Deze agentia kunnen bij de mens een ziekte veroorzaken, maar het is onwaarschijnlijk dat het zich onder de bevolking verspreidt. Bovendien is er een effectieve profylaxe (behandeling om ziekte te voorkomen) of behandeling. De indeling van biologische agentia in de risicocategorieën is niet vast en kan in de loop van de tijd veranderen. Een actuele lijst is is beste te raadplegen op internet: bijv. http://www.kiza.beroepsziekten.nl/

Wat zijn Biologische agentia?

Biologische agentia zijn micro-organismen en andere dragers van plantaardige of dierlijke herkomst die bij blootstelling ernstige gezondheidsrisico’s kunnen opleveren.

Ze kunnen grofweg worden onderverdeeld in:

  • Levende organismen of micro-organismen;
  • Stoffen of structuren die afkomstig zijn van levende of dode organismen.

Tot de mogelijke gevolgen behoren diverse infectieziekten, toxische effecten, allergische reacties en kanker. Aan biologische agentia verbonden risico’s komen in sterk uiteenlopende omstandigheden voor. Blootstelling aan biologische agentia kan plaatsvinden via verschillende routes. Voor de textiel- en tapijtsector zijn van belang:

  • Via de lucht: door het inademen van besmette deeltjes. Voorbeelden zijn: inademing van biologisch belast stof of inademing verneveld besmet water (bijv. bij legionella);
  • Via direct contact met besmet water of oppervlakten die met besmet water in aanraking zijn geweest.

Voor bedrijven in de textiel- en tapijtsector vormen de volgende onderwerpen het belangrijkste risico op het gebied van biologische agentia:

Risicogroepen

Biologische Agentia

Er zijn drie groepen werknemers die een extra risico lopen bij het werken met schadelijke bacteriën en schimmels, namelijk jeugdigen, zwangere vrouwen en mensen met een slecht functionerend immuunsysteem. Dit verhoogde risico heeft alleen betrekking op infecties (door legionella of bacteriën in oppervlaktewater) en niet op de blootstelling aan biologisch stof. In de RI&E biologische agentia moet speciale aandacht worden gegeven aan deze risicogroepen.

Personen uit deze risicogroepen zullen in veel gevallen medisch moeten worden begeleid.

  • Voor jeugdigen (werknemers jonger dan 18 jaar) geldt dat zij niet mogen worden blootgesteld aan biologische agentia in de categorieën 3 en 4. Hiervan zal over het algemeen in textiel- en tapijtbedrijven geen sprake zijn.
  • Zwangere vrouwen lopen een extra risico, omdat een aantal infecties schade aan het ongeboren kind kunnen toebrengen. Het is echter niet aannemelijk dat deze agentia in oppervlaktewater voorkomen.
  • Werknemers met een minder goed functionerend immuunsysteem lopen een groter risico op infecties met bekende infectieuze organismen. Ook organismen die bij andere mensen geen infecties veroorzaken kunnen een probleem gaan vormen. Het immuunsysteem gaat slechter functioneren als iemand bijvoorbeeld aids of chronische suikerziekte heeft, maar ook door het gebruik van medicijnen na een transplantatie of bij een (tijdelijk) fysiek verminderde weerstand.
    Voor legionella wordt nog een aantal groepen onderscheiden met een verhoogd risico.

Stof & Vezels

Stof en vezels
Binnen de textiel- en tapijtsector is er sprake van blootstelling aan stof of vezels van biologische herkomst. Er wordt dan gesproken over blootstelling aan organisch stof. Bacteriën die in organisch stof aanwezig zijn, kunnen zich (met name in een vochtige omgeving) vermenigvuldigen. Medewerkers kunnen worden blootgesteld aan endotoxinen of exotoxinen:

Endotoxinen: De celwand van bepaalde type bacteriën (de zogenaamde Gram-Negatieve bacteriën) bevatten endotoxinen. Als de bacterie beschadigd raakt of doodgaat komen deze endotoxinen vrij. Endotoxinen zijn toxische stoffen, die met name luchtwegklachten kunnen veroorzaken.

Exotoxinen: Dit zijn toxische stoffen die door levende bacteriën worden uitgescheiden. Diverse soorten bacteriën kunnen in het stof gaan groeien en toxische stoffen uitscheiden. Het type klachten kan hierbij zeer divers zijn.

Binnen de branche wordt met plantaardige, dierlijke en kunstmatige vezels gewerkt. Per type vezel wordt ingegaan op de risico’s op het gebied van biologische agentia.

Plantaardige vezels
Verreweg de voornaamste plantaardige vezel is katoen, gevolgd door linnen. Tegenwoordig worden in beperkte mate andere vezels zoals hennep, brandnetels en bamboe in textiel toegepast. Ook vezels als manilla, sisal en kokos kunnen voorkomen.
Van plantaardige vezels is het meeste bekend over katoen. Blootstelling aan ruwe katoenstof kan tot gezondheidsklachten leiden.
In de praktijk wordt ervan uitgegaan dat de beschreven gezondheidseffecten veroorzaakt worden door blootstelling aan endotoxinen en niet optreden bij bewerkt katoen.

Dierlijke vezels
De belangrijkste dierlijke vezel is wol, gevolgd door zijde, angora, camel en diverse andere haarsoorten. Van de dierlijke vezels is het meeste bekend over wol. Blootstelling aan ruwe wol kan tot gezondheidsklachten leiden. Net als bij katoenstof wordt er van uitgegaan dat de beschreven gezondheidseffecten niet optreden bij bewerkte wol.

Kunstmatige vezels
Kunstmatige vezels zijn rayon (op cellulose basis), nylon (een polyamide vezel), polyester, polyacryl, polyurethaan, polyetheen, polypropeen en aramide. Afhankelijk van de lengte-diameter verhouding van deze vezels kunnen deze vezels wel schadelijk zijn voor de gezondheid. Er zijn echter geen specifieke risico’s op het gebied van biologische agentia.

Legionella

Legionella is een bacterie die zich in lage concentraties in water bevindt. Vooral in stilstaand water en bij temperaturen tussen 20 en 50 graden Celsius kan legionella zich vermenigvuldigen. Wanneer doorstroming niet in het hele warmwatersysteem kan plaatsvinden, blijft het water stilstaan. Vooral op deze plekken (dode hoeken), in de slijmlaagjes aan de binnenkant van leidingen en in het bezinksel op de bodem van reservoirs, groeien legionellabacteriën aan. In leidingen en vaten kunnen slib, afzetting en biofilm voorkomen. Dit soort stoffen, maar ook materialen als rubber, leer en bepaalde kunststoffen, bevorderen de aangroei van de legionellabacteriën.

Als met legionella besmet water wordt verneveld en de kleine waterdruppeltjes (aërosolen) worden ingeademd, kan de legionellabacterie legionellose veroorzaken. Legionellose is een acute infectie van de luchtwegen (Legionella Pneumophilia / veteranenziekte). Gevallen van legionellose zijn waargenomen bij legionellaconcentraties in de waterfase boven 1.000 KVE per liter (KVE = Kolonie Vormende Eenheden), maar ook bij lagere aantallen zijn besmettingen niet uit te sluiten. Een veilige grenswaarde afgeleid van een geaccepteerd infectierisico is (nog) niet voorhanden.

Jaarlijks lopen naar schatting honderden, mogelijk duizenden mensen een infectie op. De meeste mensen worden hier niet ziek van.

De volgende groepen hebben een verhoogd risico op het oplopen van een infectie:

  • mensen ouder dan 50 jaar, waarbij mannen een hoger risico hebben dan vrouwen;
  • zware rokers (meer dan 25 sigaretten per dag);
  • alcoholisten;
  • mensen met chronische longaandoeningen;
  • diabetespatiënten en mensen met nier- of leveraandoeningen;
  • mensen die geneesmiddelen gebruiken die hun afweer verstoren (bijv. mensen die een transplantatie hebben ondergaan).

Voor deze mensen kan een infectie wel ernstige gevolgen hebben en zelfs tot de dood leiden. Van sommige soorten legionella kunnen ook gezonde mensen ernstig ziek worden.

Voorbeelden van watersystemen waarin legionella zich kan ontwikkelen en van waaruit legionella zich kan verspreiden naar de omgeving zijn leidingwaterinstallaties, koeltorens, luchtbevochtigers en condensors in airconditioningsystemen, hogedrukreinigers en proceswatersystemen. Koel- / proceswater dat bestaat uit oppervlaktewater, zal over het algemeen hogere concentraties legionellabacteriën bevatten (zie hieronder ‘oppervlaktewater’).

Oppervlaktewater

Diverse bedrijven in de branche gebruiken koel- / proceswater dat bestaat uit oppervlaktewater, vaak afkomstig van een kanaal waaraan de bedrijven gesitueerd zijn. Het verschil met leidingwater is dat oppervlaktewater vrijwel altijd een grote hoeveelheid micro-organismen, zwevend stof en levend en dood organisch materiaal bevat. Dit kan dienen als voedingsbodem voor bacteriën, waardoor deze verder gaan groeien. Medewerkers kunnen hieraan worden blootgesteld door inademing van verneveld besmet water of door direct contact met het water.
Oppervlaktewater bevat van origine legionellabacteriën. Dit aantal wisselt per seizoen. In het algemeen zijn de concentraties in de zomermaanden hoger dan in de wintermaanden. In Nederland zijn in oppervlaktewater voor legionella waardes vastgesteld die kunnen oplopen tot > 1.000 KVE per liter.

Biologische Agentia

Bij de wettelijke bepalingen voor biologische agentia in het Arbobesluit wordt onderscheid gemaakt in levende biologische en niet-levende biologische factoren. De bepalingen voor levende biologische factoren (zoals legionella en andere bacteriën) zijn opgenomen in hoofdstuk 4 van het Arbobesluit, onder afdeling 9. Niet-levende biologische factoren, zoals endotoxinen, worden vanuit de wetgever beschouwd als toxische stof. Dit geldt ook voor katoenstof. Naast de bepalingen in het Arbobesluit is voor biologische agentia ook de bepaling uit de Arbowet over de melding van beroepsziekten van belang. Onderstaand wordt eerst ingegaan op de bepalingen voor levende biologische factoren en vervolgens op de bepalingen voor niet-levende biologische factoren. Tot slot is informatie opgenomen over de melding van beroepsziekten.

Levende biologische factoren

Voor levende biologische factoren maakt het Arbobesluit onderscheid in gericht gebruik van micro-organismen en het niet-gericht werken met ziekteverwekkers. Voor de textiel- en tapijtsector zijn alleen de regels voor het niet-gericht werken met biologische agentia relevant. Het Arbobesluit hanteert verder een indeling van biologische agentia in 4 categorieën, waarbij categorie 1 het minst risicovol en categorie 4 het meest risicovol is. Categorie 1 en 2 komen het meeste voor. Zo valt bijvoorbeeld ook legionella in categorie 2. In uitzonderlijke gevallen komen biologische agentia uit categorie 3 en 4 voor. Bij bedrijven in de textiel- en tapijtsector is dit mogelijk bij koeltorens en in oppervlaktewater. Onder ‘inventarisatie’ wordt verder ingegaan op de categorie-indeling.

Voor het niet-gericht werken met categorie 1 agentia is alleen artikel 4.86 van toepassing. Hierin staat dat in deze situaties de grootst mogelijke zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid in acht genomen moeten worden en de noodzakelijke hygiënische voorzieningen moeten worden getroffen.

Voor het niet-gericht werken met categorie 2, 3 of 4 agentia gelden de volgende voorschriften:

Artikel Arbobesluit Onderwerp
4.85 Uitvoeren van een nadere RI&E biologische agentia.
4.87 Voorkomen van blootstelling door vervanging
4.87a Voorkomen of beperken van blootstelling
4.87b Maatregelen legionella bij luchtbevochtings- en waterinstallaties
4.89 Hygiënische beschermingsmaatregelen treffen.
4.91 Arbeidsgezondheidskundig onderzoek.
4.93 Informeren van OR over RI&E biologische agentia.
4.95 In kennis stellen Inspectie SZW bij incidenten met agentia categorie 3 of 4.
4.102 Voorlichting werknemers over risico’s, maatregelen, acties na ongeval, werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen.

klik op het artikel voor meer informatie

De werkgever is volgens de Arbo-wet ook verantwoordelijk voor het voorkomen van gevaar voor derden. De werkgever moet de veiligheid en gezondheid beschermen van derden die zich in het bedrijf of de onmiddellijke omgeving daarvan bevinden, zoals aannemers, bezoekers en voorbijgangers. Dit is met name van belang in verband met legionella. Het niet naleven van de bepalingen is een overtreding en kan dus door middel van het strafrecht (Wet op de economische delicten) worden vervolgd en bestraft. Bij koeltorens moet de werkgever ook zorgen voor bescherming van de omgeving buiten het bedrijfsterrein tegen blootstelling aan legionellabacteriën. Deze verantwoordelijkheid valt onder de Wet milieubeheer.

Niet-levende biologische factoren
Voor de textiel- en tapijtsector zijn met name de volgende niet-levende biologische factoren van belang: katoenstof en endotoxinen. Voor deze stoffen moeten, net als voor andere toxische stoffen, gezondheidskundig onderbouwde grenswaarden worden afgeleid. Indien er geen wettelijke grenswaarde beschikbaar is, moet een branche- of bedrijfsnorm worden opgesteld of een veilige werkwijze worden vastgesteld.

Voor endotoxinen is momenteel nog geen wettelijke grenswaarde beschikbaar. In 1998 is door de Gezondheidsraad een gezondheidskundige grenswaarde van 50 EU/m3 als 8-uurs tijdgewogen gemiddelde voorgesteld. Deze grenswaarde is echter ingetrokken. In een recent rapport van de Gezondheidsraad (2010) wordt een gezondheidskundige grenswaarde geadviseerd van 90 EU/m3 als 8-uurs tijdgewogen gemiddelde (tgg). Deze kan als basis dienen voor de branche- of bedrijfsnorm.

Ook voor katoenstof is geen wettelijke grenswaarde beschikbaar en dient een branche- of bedrijfsnorm te worden vastgesteld. Bij het opstellen hiervan kan gebruik gemaakt worden van de vervallen MAC-waarde van 0,2 mg/m3 of de waarde zoals in 2010 vastgesteld door de ACGIH van
0,1 mg/m3. Beide waarden gelden als tijdgewogen gemiddelde (tgg) over 8 uur.

Melding beroepsziekten
In artikel 9 van de Arbowet is bepaald dat beroepsziekten gemeld moeten worden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Deze melding wordt door de bedrijfsarts gedaan. Deze bepaling is ook relevant als het gaat om beroepsziekten (zoals luchtwegaandoeningen) die veroorzaakt worden door blootstelling aan biologische agentia.

Biologische Agentia

Onderstaand wordt eerst in het algemeen ingegaan op de RI&E biologische agentia. Vervolgens wordt specifiek ingegaan op stof en vezels, Legionella en op de risico’s van oppervlaktewater.

RI&E Biologische agentia

Als werknemers kunnen worden blootgesteld aan biologische agentia dient een risico-inventarisatie en –evaluatie biologische agentia te worden uitgevoerd (RI&E biologische agentia). In deze inventarisatie worden de risico’s voor de medewerkers in kaart gebracht en wordt bekeken of aanvullende maatregelen (bijv. bronmaatregelen, hygiënemaatregelen of vaccinaties) nodig zijn. Op grond van deze RI&E stelt de werkgever een plan van aanpak op.
Voor de uitvoering van een RI&E biologische agentia is informatie nodig over:

  • De werkplekken waar mogelijk blootstelling aan biologische agentia optreedt;
  • De biologische agentia waaraan men kan worden blootgesteld (inclusief de categorie-indeling);
  • De ziekten die mogelijk bij de werknemers kunnen voorkomen;
  • Op welke wijze en met welke frequentie de blootstelling optreedt.

Deze informatie moet worden samengevoegd tot een oordeel over de risico’s voor de werknemers. De vraag die namelijk moet worden beantwoord, is of werknemers (in het algemeen of bepaalde risicogroepen in het bijzonder) een risico lopen op ziekten als gevolg van blootstelling aan biologische agentia. Zorg ervoor dat deze beoordeling wordt uitgevoerd of getoetst door een inhoudsdeskundige op dit gebied (arbeidshygiënist en bedrijfsarts).

Stof en Vezels

Voor het inventariseren van de blootstelling aan stof en vezels is het van belang om de risicovolle functies binnen het bedrijf in kaart te brengen. Binnen de tapijt- en textielsector komen stof en vezels met name vrij bij de mechanische processen. Uit metingen blijkt dat de hoogste concentraties stof en endotoxinen gevonden worden bij de volgende processen: balen lossen, mengen van vezels, vernaalden, spinnen, breien, scheren, weven, twijnen, afrollen-opdokken, werk in het ruwdoekmagazijn en zengen. Ook schoonmaakwerkzaamheden kunnen tot een hoge stofbelasting leiden. Dit is met name het geval als het schoonmaken gebeurt met behulp van perslucht en door vegen. Hierdoor wordt het stof niet efficiënt verwijderd, maar verspreid en weer in de lucht gebracht.

Om inzicht te krijgen in hoeverre de blootstelling aan stof en vezels en de daarin voorkomende endotoxinen voldoende beheerst is, kunnen metingen uitgevoerd worden. Voor vezels geldt dat de meetmethode afhankelijk is van het type vezel. Metingen naar (katoen)stof moeten worden uitgevoerd volgens MDHS 14/3 inhaleerbaar stof. Metingen naar endotoxinen moeten worden uitgevoerd volgens NEN-EN 14031, met de aanpassingen van Spaan e.a. (2007).

Legionella

Bij bedrijven in de textiel- en tapijtsector worden verschillende watersystemen gebruikt, waarin legionellabacteriën zich kunnen vermeerderen en waar blootstelling niet kan worden uitgesloten. De belangrijkste zijn:

  • Koeltorens;
  • Sproei-installaties voor bevochtiging van materiaal;
  • Luchtbevochtigingsinstallaties voor ruimtes (bijv. weverij) middels verneveling;
  • Proces / bedrijfswaterinstallatie voor voedingswater, proceswater, hogedrukreinigers, brandslanghaspels, sprinklerinstallatie en luchtbevochtiging.
    Voor deze watersystemen dient een RI&E (Risico-Inventarisatie en –Evaluatie) legionella uitgevoerd te worden en een legionella beheersplan opgesteld te worden.

RI&E Legionella

Voor alle in het bedrijf aanwezige watersystemen die aerosolvorming kunnen veroorzaken wordt een RI&E legionella uitgevoerd. In deze RI&E moeten ten minste de volgende vragen worden beantwoord:

  • Wat is de temperatuur of het temperatuurtraject van het water?
  • Bevat het systeem dode leidingen?
  • Is het systeem (dis)continu in gebruik?
  • Wordt het water periodiek (met chemicaliën) behandeld om biologische groei tegen te gaan?
  • Bestaan er onderhouds- en / of reinigingsvoorschriften en worden die nageleefd?
  • Is er een periodieke controle van de waterkwaliteit en het gehalte aan legionella?
  • Wat is het mogelijke verspreidingsgebied van aerosolen?
  • Kunnen personen (intern en extern) hiermee in aanraking komen en wie zijn dat; zijn er mensen bij uit groepen met een verhoogd risico?

Met de RI&E moet de werkgever aantonen dat, voor luchtbevochtigingsinstallaties en andere waterinstallaties die water in aerosolvorm in de lucht brengen, het water voortdurend minder dan 100 KVE per liter legionella bevat. Voor koeltorens wordt geen concentratieniveau genoemd.

De RI&E / risicoanalyse kan in eigen beheer uitgevoerd worden of worden uitbesteed aan een externe, onafhankelijk adviserende instantie.

In Arbo-Informatieblad 32 (AI-32: Legionella) zijn twee uitgebreide aandachtspuntenlijsten opgenomen die gebruikt kunnen worden bij het uitvoeren van een RI&E of bij het beoordelen van een RI&E die is uitgevoerd door derden:

  • Lijst voor koelwatersystemen en luchtbehandelingssystemen;
  • Lijst voor andere industriële watersystemen.

Deze uitgave is te bestellen bij Sdu Uitgevers: www.sdu.nl.

Legionella Beheersplan

Als uit de RI&E blijkt dat er mogelijk blootstelling aan legionella optreedt, moeten maatregelen getroffen worden, gericht op het voorkómen van groei van legionellabacteriën en het voorkómen of beperken van blootstelling aan legionellabacteriën. Deze maatregelen vormen de kern van het legionella beheersplan. Binnen de sector tapijt en textiel worden de maatregelen zoals beschreven in de voormalige beleidsregels 4.87-a en 4.87-b als maatgevend gehanteerd. Een uitwerking van deze maatregelen is opgenomen onder ‘Oplossingen’.
Naast een beschrijving van de maatregelen dient het beheersplan de volgende informatie te bevatten:

  • een systematische beschrijving van de betreffende installatie(s);
  • een beschrijving van de kritische aspecten van de installatie(s) met inbegrip van de situaties waarbij er sprake is van stilstand van water in een installatie of delen van een installatie;
  • een tekening of schema met de actuele indeling van de installatie inclusief de onderdelen die tijdelijk buiten gebruik zijn;
  • een beschrijving van de juiste en veilige werking van het systeem;
  • een beschrijving van het reguliere onderhoud en beheer van installaties;
  • een overzicht van gegevens over aard en kwaliteit van het water dat wordt gebruikt voor suppletie van de installaties;
  • een beschrijving van alle uit te voeren controles, inclusief de controle op de aanwezigheid van legionella (ter controle op de effectiviteit van de maatregelen);
  • een overzicht van de actieniveaus die worden gehanteerd (fysisch, chemisch en microbiologisch) waarbij (nood)maatregelen moeten worden getroffen, inclusief een beschrijving van die (nood)maatregelen. Voor luchtbevochtigingsinstallaties en andere waterinstallaties is 100 KVE/l een voorgeschreven actieniveau waarbij maatregelen moeten worden getroffen of bestaande maatregelen moeten worden aangescherpt;
  • een beschrijving van de maatregelen die worden genomen bij calamiteiten;
  • een logboek, waarin aantekening wordt gemaakt van:
    •    de uitgevoerde beheersmaatregelen;
    •    de verrichte onderhoudswerkzaamheden;
    •    de aangebrachte wijzigingen in de installaties;
    •    de aangebrachte wijzigingen in onderhoud van installaties;
    •    de resultaten van uitgevoerde controles (analyseresultaten en inspectieresultaten);
    •    algemene bijzonderheden over de werking van de installaties.
    De gegevens in het logboek dienen ten minste 3 jaar te worden bewaard.

Via de website van het ISSO (www.isso.nl/diensten/downloads/model-legionella-risico-analyse/) is daarnaast een model beheersplan voor koeltoreninstallaties beschikbaar.

Oppervlaktewater

Diverse bedrijven in de branche gebruiken voor het koel- / proceswater gefilterd en / of onthard oppervlaktewater. Het grote verschil met leidingwater is dat er voor oppervlaktewater geen garantie kan worden afgegeven m.b.t. de maximale concentratie bacteriën (waaronder legionella).
Het is dan ook van belang om zicht te houden op de kwaliteit van het aangevoerde water (zie ook onder ‘oplossingen’).

Biologische Agentia

Een inleiding over de niveaus van mogelijke oplossingen, te weten Voorkomen, Beperken en Beschermen, vindt u door hier te klikken.

In onderstaand schema zijn alle oplossingen kort weergegeven per onderwerp. Klik op het onderwerp voor een uitgebreidere toelichting

Voorkomen

Stof & vezels/Omkasting scheerraam

Volledige omkasting scheerraam.
Lees meer

Stof & Vezels/Good Housekeeping.

Good Housekeeping.
Lees meer.

Legionella/Monitoring watertemperatuur.

Monitoring watertemperatuur.
Lees meer.

Legionella/stilstand van water

Voorkomen stilstand van water.
Lees meer.

Legionella/ Materiaalkeuze

Materiaalkeuze.
Lees meer.

Oppervlaktewater/ Ingangscontrole

Ingangscontrole.
Lees meer.

Oppervlaktewater/ Aerosolvorming

Aerosolvorming voorkomen.
Lees meer. 

Beperken

Stof & vezels/Omkasting scheerraam

Gedeeltelijke omkasting scheerraam.
Lees meer.

Stof & vezels/Push-pull systeem

Push-pull systeem in de weverij.
Lees meer.

Legionella/ Aerosolvorming

Voorkomen aerosolvorming.
Lees meer.

Legionella

Onderhoud, Inspectie en ingebruikname.
Lees meer.

Beschermen

Stof & vezels/ Adembescherming

Adembescherming stof en vezels.
Lees meer.

Legionella/ Adembescherming

Adembescherming legionella.
Lees meer.

Oppervlaktewater/ Adembescherming

Adembescherming oppervlaktewater.
Lees meer.