Voor levende biologische factoren maakt het Arbobesluit onderscheid in gericht gebruik van micro-organismen en het niet-gericht werken met ziekteverwekkers. Voor de textiel- en tapijtsector zijn alleen de regels voor het niet-gericht werken met biologische agentia relevant. Het Arbobesluit hanteert verder een indeling van biologische agentia in 4 categorieën, waarbij categorie 1 het minst risicovol en categorie 4 het meest risicovol is. Categorie 1 en 2 komen het meeste voor. Zo valt bijvoorbeeld ook legionella in categorie 2. In uitzonderlijke gevallen komen biologische agentia uit categorie 3 en 4 voor. Bij bedrijven in de textiel- en tapijtsector is dit mogelijk bij koeltorens en in oppervlaktewater. Onder ‘inventarisatie’ wordt verder ingegaan op de categorie-indeling.
Voor het niet-gericht werken met categorie 1 agentia is alleen artikel 4.86 van toepassing. Hierin staat dat in deze situaties de grootst mogelijke zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid in acht genomen moeten worden en de noodzakelijke hygiënische voorzieningen moeten worden getroffen.
Voor het niet-gericht werken met categorie 2, 3 of 4 agentia gelden de volgende voorschriften:
Artikel Arbobesluit |
Onderwerp |
4.85 |
Uitvoeren van een nadere RI&E biologische agentia. |
4.87 |
Voorkomen van blootstelling door vervanging |
4.87a |
Voorkomen of beperken van blootstelling |
4.87b |
Maatregelen legionella bij luchtbevochtings- en waterinstallaties |
4.89 |
Hygiënische beschermingsmaatregelen treffen. |
4.91 |
Arbeidsgezondheidskundig onderzoek. |
4.93 |
Informeren van OR over RI&E biologische agentia. |
4.95 |
In kennis stellen Inspectie SZW bij incidenten met agentia categorie 3 of 4. |
4.102 |
Voorlichting werknemers over risico’s, maatregelen, acties na ongeval, werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen.
|
klik op het artikel voor meer informatie
De werkgever is volgens de Arbo-wet ook verantwoordelijk voor het voorkomen van gevaar voor derden. De werkgever moet de veiligheid en gezondheid beschermen van derden die zich in het bedrijf of de onmiddellijke omgeving daarvan bevinden, zoals aannemers, bezoekers en voorbijgangers. Dit is met name van belang in verband met legionella. Het niet naleven van de bepalingen is een overtreding en kan dus door middel van het strafrecht (Wet op de economische delicten) worden vervolgd en bestraft. Bij koeltorens moet de werkgever ook zorgen voor bescherming van de omgeving buiten het bedrijfsterrein tegen blootstelling aan legionellabacteriën. Deze verantwoordelijkheid valt onder de Wet milieubeheer.
Niet-levende biologische factoren
Voor de textiel- en tapijtsector zijn met name de volgende niet-levende biologische factoren van belang: katoenstof en endotoxinen. Voor deze stoffen moeten, net als voor andere toxische stoffen, gezondheidskundig onderbouwde grenswaarden worden afgeleid. Indien er geen wettelijke grenswaarde beschikbaar is, moet een branche- of bedrijfsnorm worden opgesteld of een veilige werkwijze worden vastgesteld.
Voor endotoxinen is momenteel nog geen wettelijke grenswaarde beschikbaar. In 1998 is door de Gezondheidsraad een gezondheidskundige grenswaarde van 50 EU/m3 als 8-uurs tijdgewogen gemiddelde voorgesteld. Deze grenswaarde is echter ingetrokken. In een recent rapport van de Gezondheidsraad (2010) wordt een gezondheidskundige grenswaarde geadviseerd van 90 EU/m3 als 8-uurs tijdgewogen gemiddelde (tgg). Deze kan als basis dienen voor de branche- of bedrijfsnorm.
Ook voor katoenstof is geen wettelijke grenswaarde beschikbaar en dient een branche- of bedrijfsnorm te worden vastgesteld. Bij het opstellen hiervan kan gebruik gemaakt worden van de vervallen MAC-waarde van 0,2 mg/m3 of de waarde zoals in 2010 vastgesteld door de ACGIH van
0,1 mg/m3. Beide waarden gelden als tijdgewogen gemiddelde (tgg) over 8 uur.
Melding beroepsziekten
In artikel 9 van de Arbowet is bepaald dat beroepsziekten gemeld moeten worden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Deze melding wordt door de bedrijfsarts gedaan. Deze bepaling is ook relevant als het gaat om beroepsziekten (zoals luchtwegaandoeningen) die veroorzaakt worden door blootstelling aan biologische agentia.