Bij de keuze voor een juiste kantoorverlichting gaat het zowel om de verlichtingssterkte als om het type verlichting.
De aanbevolen verlichtingssterkte in een kantoorruimte is 500 lux . Bij specifieke taken kan een hogere sterkte vereist zijn. (Raadpleeg hiervoor NEN-EN 12646)
De meest wenselijke verlichting is een combinatie van direct en indirect licht.
Aanbevelingen:
- Gebruik energiezuinige verlichting, aangezien deze verlichting ook minder hinderlijke warmte produceert.
- Op de werkplek kunt u (bijvoorbeeld bij indirecte verlichting) het lichtniveau aanvullen met licht van een werkpleklamp. Een goede werkpleklamp:
- is goed verstelbaar;
- is energiezuinig (bijvoorbeeld PL-verlichting);
- verblindt niet door inkijk;
- spiegelt niet op het beeldscherm;
- is niet in het gezichtsveld van de medewerkers geplaatst;
- verlicht het werkvlak gelijkmatig (geen halogeenverlichting of spotlight).
- Bij gebruik van grote beeldschermen met lijnen en kleuren (bijvoorbeeld bij tekenwerk) is het belangrijk om spiegelingshinder te voorkomen door indirecte verlichting toe te passen.
Bij de keuze van het type lamp spelen onder meer een rol:
- de kleurtemperatuur (geeft aan hoe ‘warm’ of ‘koud’ het licht is);
- de kleurweergave-index (drukt uit hoe natuurgetrouw kleuren eruitzien onder het betreffende licht).
Kantoormedewerkers geven de voorkeur aan ‘gelig’ (warm) licht met een hoge kleurweergave-index.
De kleurtemperatuur en kleurweergave-index van in de handel verkrijgbare lampen is vermeld in Arbo-Informatieblad nr. 7, Kantoren.