Voor een zwangere werknemer moet het werk zodanig worden georganiseerd dat het werk geen gevaren met zich meebrengt voor de veiligheid en gezondheid van de zwangere werknemer of haar (ongeboren) kind. De werkgever is verplicht om de gezondheid van moeder en kind tijdens de zwangerschap en tijdens de lactatie (periode van borstvoeding) zo goed mogelijk te beschermen. Uitgangspunt hierbij is dat de werknemer tijdens de zwangerschap en periode van borstvoeding zo veel mogelijk het eigen werk kan blijven doen, in de eigen functie en op de eigen werkplek.
De werkgever moet binnen 2 weken na de zwangerschapsmelding de zwangere werknemer voorlichten over de risico’s van haar werk voor haarzelf en haar (ongeboren) kind.
In overleg worden afspraken gemaakt om deze risico’s te voorkomen. Daarbij worden de volgende normen uit het Arbobesluit gehanteerd:
De zwangere werknemer wordt in haar arbeid niet blootgesteld aan: geluidsniveaus boven de 80 dB(A) en piekgeluiden boven de 112 Pa.
De zwangere werknemer wordt in haar arbeid niet blootgesteld aan: lichaamstrillingen of schokken met een versnelling van meer dan 0,25 m/s².
Verder heeft het arbobesluit nog een regeling rond ultrasoon geluid;
Uit diverse onderzoeken blijkt dat ultrasoon geluid gevolgen kan hebben voor de gezondheid tevens kan het gehoorbeschadigingen veroorzaken. Zwangere vrouwen wordt afgeraden om zich lang bloot te stellen aan ultrasoon geluid. Een ultrasone trilling is een mechanische trilling die zich met de geluidssnelheid voortbeweegt in een vaste stof, in een vloeistof of in de lucht. Ultrageluid ontstaat als de ultrasone trilling de mechanische energie naar de lucht afgeeft. Ultrageluid is voor de mens niet hoorbaar. Bij het gebruik van ultrasone apparatuur kunnen trillingen op het menselijk lichaam in werken. Dit komt door overdracht van de trillingen via de lucht of door direct contact met de trillingen via een vaste stof of een vloeistof.